Jantje was de jongste van vier kinderen in een gezin in de nieuwe wijk de Staart.
Vader werkte bij de gasfabriek maar leed aan tuberculose.
Ook Jantje had TBC. Toen het zeehospitium voor kinderen te Katwijk in 1942 gesloten moest worden,
ging hij naar de Buitenschool.
Na de zomer van 1944 kreeg hij iets aan zijn voet en is toen acht weken thuis gebleven.
Op advies van de dokter ging Jantje weer naar school.
Hij zou daar immers eten en rust krijgen. Zodoende bracht zijn moeder hem in een van buurvrouw Stam geleende bolderwagen naar school.
Het was een hele mooie dag, dinsdag 24 oktober 1944.
Na het bombardement kwam een buurmeisje thuis van haar school op de Vrieseweg.
Zij vertelde dat de Buitenschool geraakt was. Uiteindelijk hebben twee nichten die in
het Gemeenteziekenhuis werkten ’s avonds Jantje herkend.
Ze kwamen met een sok naar buiten toe en moeder zag dat die van Jan was.
Het verhaal gaat dat Jan en nog een jongen gevonden werden liggend in de armen van mevrouw Dicke,
de onderdirectrice van de school.
Ook Henk Grens, het schoolvriendje van Jan, overleed bij het bombardement.